Genderdysforie, een ingewikkeld thema. De 34-jarige Elbert Bot legt het in gewone woorden uit: ‘Je ligt met jezelf overhoop. Je hebt het lichaam gekregen van een vrouw en moet in die sociale rol functioneren, maar je voelt je man.’
‘Familie Bot’. Het bordje in de Maassluise tussenwoning vertelt me dat ik goed ben, al is het huis geen standaard pastorie. Sinds 2013 is de veertigjarige Mark als predikant aan de gemeente verbonden. Vier jaar eerder trouwde hij met de hbo-V-verpleegkundige Elsbeth Versluis.
Als vierde in een reformatorisch gezin met zes kinderen groeide Elsbeth op. Op haar veertiende verloor ze haar vader. Het hoeft geen toelichting dat deze dramatische gebeurtenis het jonge leven van Elsbeth stempelde.
Toch was er meer, meer wat maakte dat ze in 2016 vastliep, voor haar een beslissend jaar. De ontdekking dat ze transgender was, deed ze zelf. Sinds 1 januari 2020 staat Elbert in het paspoort van Elsbeth, gaat ze als man door het leven.
Meisjeskleren
‘Een innerlijk conflict’, zo noemt Elbert zijn transgender zijn, het gevolg van het feit dat je biologische geslacht niet samenvalt met hoe je jezelf ziet en ervaart. ‘Je hebt het lichaam van een meisje, maar je voelt je als kind een jongetje. Je ligt met jezelf overhoop, er klopt iets niet. Heftig is het om dat te erkennen. Voor mij was het als kind duidelijk: ik wilde een jongetje zijn.
Mijn hoofd was man en mijn lijf was vrouw. Normaal gesproken klopt dat bij mensen. Ik vóelde me een jongetje, wílde een jongetje zijn, maar was het niet. Het gaf veel onzekerheid. Ik was bang door de mand te vallen, want… ik was geen vrouw. Sociaal onwenselijk was dit ook. Mijn ouders zeiden wel: ‘Elsbeth, díe had een jongen moeten zijn.’ Het probleem werd gezien en erkend, maar zij kenden het woord transgender niet. Mijn ouders zagen me als meisje, dus zo hebben ze me ook opgevoed.
Vanaf mijn achtste jaar voelde ik: ‘Hé, er is iets niet goed.’ Sommige kinderen zeggen al vanaf dat ze kunnen praten: ‘Ik wil een jongetje, ik wil een meisje zijn.’ Bij anderen ontstaat er in de puberteit een probleem, als de secundaire geslachtskenmerken duidelijk worden. Bij weer anderen is lang niet duidelijk wat het probleem is, zodat deze mensen laat in transitie gaan. Zelf ben ik ook redelijk laat, omdat ik het weggestopt heb, niet wetende hoe ik ermee om moest gaan, proberend ermee te dealen.
Ik wilde als kind geen meisjeskleren aan. Als we naar de winkel gingen, ging ik bij de jongenskleren staan. Mijn moeder zei dan: ‘Hé Elsbeth, de meisjeskleren hangen dáár.’ Ik had niet eens door dat ik bij het verkeerde rek stond. Je identificeert je met een jongen, dat is wie je bent.
Ik heb een oudere zus en vier broers, speelde vooral met mijn broertjes en met vriendjes. Mijn ouders vonden het goed dat ik met vriendjes speelde, maar ik moest wel een rok of jurk aan, behalve als we buiten speelden, bij het slootje springen en zo. Wat voelde ik me gelukkig met een lange broek aan. Zij deden binnen hun kaders hun best voor mij, m’n moeder naaide dan een stoere rok van legerstof of spijkerstof. Voor mij was dat echter nooit genoeg.’
Gevoelens wegstoppen
‘Na de basisschool kón ik niet meer onbevangen met vriendjes spelen. Dan is het jongens met jongens, meiden met meiden. Jij hoort dan nergens meer bij, voelt dat er iets niet klopt. Het had me zeker ruimte gegeven als ik er op de middelbare school meer als jongen had kunnen uitzien, hoewel het probleem niet opgelost zou zijn, want als stoere meid ben je nog steeds geen man – en dat is hoe je je voelt. Daar kwam voor mij als veertienjarige de vermissing van mijn vader bij, toen ben ik veel dingen gaan wegduwen. Je verliest je vader, dat is zo heftig dat je gevoelens gaat wegstoppen, onbewust. We hadden geen televisie, ik wist niet wat transgender was, ik kon aan gevoelens geen woorden geven. Tijdens de studie hbo-V aan de CHE kregen we les over interseksemensen, mensen die tweegeslachtelijk geboren worden. Ik dacht: ‘Zou dat mij gelden? Ooit wordt vast duidelijk dat ik van binnen toch echt een jongen ben.’’
In transitie
‘Voor mij werd 2016 een beslissend jaar, toen ik de ziekte van Lyme kreeg. Ik kon niets meer, was behoorlijk depressief en ben toen gaan praten. In gesprekken met een psycholoog bleek dat ik nog veel verwerken moest, niet meer om mijn identiteit heen kon. Het ging heel slecht met me. Ik had EMDR-therapie nodig, omdat ik gepest ben. Op de lagere school ben ik gepest, omdat wij de refo’s van het dorp waren, op de middelbare school ben ik gepest, omdat ik te jongensachtig was. Het is in deze therapie mijn eigen ontdekking geweest dat ik transgender ben. De psycholoog heeft me stevig bevraagd. De ontdekking ervan deed me goed, al wist ik dat ik een gezin had, dat ik twee kinderen had. Doorgaan zonder in transitie te gaan, wat ik een tijd geprobeerd heb, lukte me niet, dat zorgde voor zoveel depressie. Zonder in transitie te gaan was het leven te zwaar voor me.
Ja, wat betekent dit voor mijn huwelijk met Mark? In het laatste jaar van de opleiding hbo-V zat ik in Malawi. Kort nadat ik terugkwam, kreeg ik een relatie met hem en vijftien maanden later zijn we getrouwd. Hij was 28, ik 22 jaar. Dat is snel, maar we wisten beiden: ‘Jij bent het!’ We kregen twee kinderen en mijn probleem verdween wat naar de achtergrond. Mijn uit de kast komen is anders dan bij homoseksualiteit. Dan voel je je man, heb je een mannenlijf en je seksuele voorkeur is voor een man. Transgenders hebben een conflict tussen hoofd en lichaam, terwijl de seksuele voorkeur verschilt.’
Jij was Elsbeth, je voelde je een jongen en werd verliefd op Mark…?
‘Ja, ik werd verliefd op hem. Mark vond het superleuk dat ik zo’n stoere meid was, dat trok hem aan. We zijn in 2009 getrouwd. Ergens onderbewust heb ik altijd gevoeld dat er iets was, maar mijn overlevingsstrategie was ‘hard werken’. Ik kon voor anderen zorgen, om niet over mezelf te hoeven nadenken.’
Mensen voor wie genderdysforie een onbekend thema is, zullen het opmerkelijk vinden dat jullie twee kinderen kregen?
‘Tijdens de zwangerschappen en toen de kinderen klein waren, had ik minder last van mijn transgender zijn. Wel dacht ik: ‘Nu ben ik mama, dat klopt niet.’ Van die zwangerschapspraatjes van andere vrouwen snapte ik helemaal niets. Daaraan zag ik dat ik anders was.’
Boos
‘Ik ben wel boos geweest. Als ik eerder in transitie gegaan was, was me immers een hoop ellende bespaard gebleven. Boos op wie? Op alles en iedereen. Ja, ook op God, Die mij geschapen heeft. Als mensen zeggen dat je niet in transitie mag, loop je met Hem helemaal vast. Dan zou God zeggen: ‘Ik schiep je met het hoofd van een man, het lijf van een vrouw, maar dat mag niet in overeenstemming komen. Leer er maar mee te leven.’ Vanuit mijn achtergrond dacht ik toch ook: ‘In transitie gaan mag vast niet.’ En: ‘Dat wil ik Mark en de kinderen niet aandoen.’ Vanuit die insteek ben ik de worsteling met God aangegaan. Het klopt toch niet dat je geschapen bent en niet mag zijn wie je bent…? Het is zo zwaar, er is geen uitweg.
Lees de volledige tekst van dit interview in De Waarheidsvriend van donderdag 3 juni 2021.