Waar bent u naar op zoek?

blog

Huisgemeente in opkomst kan zich niet zomaar spiegelen aan het Nieuwe Testament

In eigen woning

P.J. Vergunst
Door: P.J. Vergunst
Kerkelijke gemeente
06-09-2022

Behoefte aan kleinschaligheid, aan ontmoeting, aan gezien en gehoord worden – de groei van de huisgemeenten past bij de tijd waarin we leven, bij de periode dat we ons herinneren dat de coronapandemie alles op zondag anders maakte.

Al wat langer geleden kwamen de volgende woorden uit de pen van drs. Gijs van den Brink, als evangelisch theoloog betrokken bij de StudieBijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek: ‘Mijn verwachting is dat naarmate de secularisatie van de christelijke cultuur in het westen verder gaat, de geloofsgemeenschappen meer de vorm zullen aannemen van de christelijke gemeenten in het Romeinse rijk van de eerste eeuw.’ Wat betekent dit? Zullen we meer en meer met huisgemeenten te maken krijgen?

Tempel en huis

Uit het Nieuwe Testament weten we niet beter dan dat het Evangelie in de huizen gepredikt werd: ‘En zij hielden niet op iedere dag in de tempel en bij de huizen onderwijs te geven en Jezus Christus te verkondigen.’ (Hand.5:42) Over Zijn Naam ging het in de tempel én in de huissamenkomsten. Die combinatie van tempel en huis vinden we eveneens in Handelingen 2: ‘En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart.’

Op diverse plaatsen in Paulus’ brieven zien we de gemeente in de huizen samen. In Romeinen (16:23) is Gajus de gastheer van de hele gemeente, in Korinthe staat de woning van Priscilla en Aquila open (1 Kor.16:19), terwijl elders Nymfas (Kol.4:15) en Filemon de broeders en zusters ontvangen. Speciale kerkgebouwen waren er niet in de eerste periode na de uitstorting van de Heilige Geest, de periode van de vorming van gemeenten in allerlei steden. In woningen van welgestelde mensen kwam men samen, woningen die plaats boden aan zo’n dertig tot veertig mensen.

Reguliere gestalte

De huisgemeente was in die tijd de reguliere gestalte van de christelijke kerk. Gemeenten in het Nieuwe Testament waren kleine gemeenten en de plaats van samenkomst was het huis van een van de leden. Tot in de derde eeuw bleef dit zo. In latere tijden kwam er een schaalvergroting, de overgang van huisgemeente naar een gemeente op het niveau van de stad of de streek. Toen dat laatste gebeurde, werden er meer en meer oudsten aangesteld, opzieners. Aanvankelijk gaf degene bij wie men samenkwam, immers leiding aan de gemeente. Gedaan werd dat door het hoofd van een gezin of een familie.

Het samenkomen in de huizen staat niet los van de context van de gemeente, die (althans in Handelingen 5) gestempeld werd door verdrukking en smaad, mishandeling en verbod. ‘Verblijd dat zij waardig geacht werden omwille van de Naam van Jezus schandelijk behandeld te worden’, kwamen ze samen in de huizen.

Besluit van de classis

We maken een sprong van twintig eeuwen en overbruggen 3350 km om van het eerste-eeuwse Jeruzalem in onze context te landen. Dan zien we een nieuw ontstane behoefte om in de gemeenschap met een beperkt aantal mensen thuis samen te komen. Toen de kerken door de coronamaatregelen heel beperkt mensen konden toelaten, hebben gezinnen en alleengaanden elkaar opgezocht, om samen de dienst te volgen. Hier en daar werd een kaars ontstoken, een open Bijbel neergelegd en werd na afloop met elkaar gezongen en gesproken. Mooi is dat, die kleine cel.

Hoe context en vormgeving samenhangen, zien we in de Protestantse Kerk sinds enige jaren in de kerkordelijke figuur van de huisgemeente. Zij is dan echter voortzetting van de plaatselijke gemeente, die zelf niet meer in de ambten kan voorzien, die te klein geworden is om te voldoen aan de vereisten die bij een gemeente horen. Het gaat hier om een kleinschalige gemeenschap, die samenkomt om te vieren, te leren en te dienen, om een huisgemeente die gevormd wordt bij besluit van de classicale vergadering, zodat de band met de kerk als geheel intact blijft. Een commissie geeft leiding aan de huisgemeente, een commissie die werkt onder de verantwoordelijkheid van een kerkenraad van een naburige gemeente. Zo houden we ambt en gemeente bijeen. Een bekend voorbeeld in deze tijd is de hervormde huisgemeente Blauwkapel-Groenekan, die elke zondagmiddag in het kerkje van Groenekan samenkomt.

Twee of drie

Al tientallen jaren kent ons land een huiskerk-beweging, die wil stimuleren om van de institutionele kerk terug te keren naar de gestalte waarin de gemeente in het Nieuwe Testament samenkwam. De theologische onderbouwing hiervan ligt vooral in Mattheüs 18: ‘Waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden.’ Deze woorden gebruikt Jezus echter niet om ons aan te moedigen de ambtelijke samenkomst van de gemeente te passeren. Hij zegt dit nadat Hij gesproken heeft over het verlangen van de gemeente, een verlangen dat in het gebed gezonden wordt naar de Vader. Volgens de Joodse regels waren voor dit gebed ten minste tien mannen nodig. Tegen deze achtergrond geeft Hij aan dat al zijn we met weinigen, het gemeenschappelijke gebed in Zijn Naam tot de Vader zal komen.

Al is de huiskerk-beweging al decennia oud, in 2019 startte het Evangelisch Werkverband met het landelijke initiatief De Huiskerk, omschreven als ‘een nieuwe vorm van kerk zijn voor gezinnen (alle generaties) die gericht is op discipelschap’. De doelgroep vormen gezinnen, stellen en alleenstaanden die ‘nog wel iets met God hebben, maar niet meer naar de kerk gaan’. Om deel te nemen hoef je bij deze huisgemeenten ten aanzien van de belijdenis niets te onderschrijven.

Huisgodsdienst

Waar evangelische gemeenten in de voorbije halve eeuw nogal eens ontstonden en groeiden vanwege onvrede met het leven van de plaatselijke (hervormde) gemeente, is er nu ook de route naar de huisgemeente. Is er een relatie met de secularisatie, waardoor mensen in hun dagelijkse leven en werk weinig contact met andere christenen hebben en voor de zondag gezocht wordt naar ontmoetingen waarbij je de ander kent? Dat zou zomaar kunnen.

Voor de opbouw van de gemeente zijn de huizen altijd van veel betekenis geweest, maar niet ontkend kan worden dat met de huiskerk een andere weg ingeslagen wordt. Neem (wat die betekenis betreft) wat dr. O. Noordmans eens schreef over het geestelijke klimaat van zijn jeugd, namelijk dat de vroomheid die gestempeld werd door het dagelijkse bijbellezen, door het gebed en het zingen van de Psalmen ‘in de huiskerk ingeslepen werd’.

Noordmans refereert hier aan huisgódsdienst, die maakte dat we spraken over het gezin als kerkje in de kerk, kleine cel met grote waarde voor de opbouw van de gemeente. Dat raakt aan de opdracht voor vaders om de woorden uit Jozua 24 te praktiseren: ‘Maar wat mij en mijn huis betreft, wij zullen de HEERE dienen!’

Huisbijbelkringen

Dat kleinschalige en persoonlijke praktiseren vele gemeenten vandaag door middel van de huisbijbelkringen, waarin we elkaar op een doordeweekse avond driewekelijks ontmoeten. Rond de open Bijbel worden geloofs- en levensvragen gedeeld, wordt soms de spanning in een huwelijk of de kwetsbaarheid van een gezin niet verzwegen, is er vanuit diaconaal motief zorg voor elkaar in het gewone leven. In de context van vandaag zien we hier trekken van het leven van de eerste christenen terug. De tijd vraagt dat de kerkenraad hiervoor aandacht heeft, dit stimuleert en begeleidt.

Helder moeten we het echter wel hebben dat dit wezenlijk anders is dan zondagse samenkomsten in huisgemeenten, zoals die in onze tijd een opmars lijken te maken. In plaats van de samenkomst van heel de gemeente te bezoeken, het zelf een dienst beleggen, soms zelf de sacramenten bedienen en (zoals een vertegenwoordiger van het Evangelisch Werkverband half juli in het Reformatorisch Dagblad opmerkte) ‘zonder controle van bovenaf uitoefenen op ethische of theologische standpunten’. Dat is een onthullende en ook shockerende uitspraak – alsof enig ambt ingesteld is om controle uit te oefenen. (Huis)gemeenten kunnen niet zonder ambt, opdat de kerk kerk blijft.

Openbaar

Een beslissend uiteengaan van wegen is hier de visie op de samenkomst van de gemeente, de eredienst, die wij niet beleggen. Na de verbondssluiting met Israël spreekt de HEERE over de plaats van samenkomst van de gemeente: ‘Dan zal Ik u daar ontmoeten en van boven het verzoendeksel (…) zal Ik met u spreken over alles wat Ik u voor de Israëlieten gebieden zal.’ De dienst van de verzoening is aan de kerk opgedragen en de kerk draagt die op aan hen die geroepen en gezonden zijn. Laten we degenen die nu thuis samenkomen, niet loslaten, maar over essentiële noties het gesprek voeren.

Juist als de secularisatie voortgaat, is het kerkgebouw als de plaats waar de gemeente samenkomt meer en meer van betekenis, is het opgaan naar Gods huis een publieke uiting van geloof, blijven we de kerkdienst zien als een openbare godsdienstoefening waarin iedereen welkom is, ook de passant die in het portaal aarzelt en toch naar binnenglipt.

Traditionele kerk, kerk als instituut, het zijn begrippen die niet overal geliefd zijn. Beter is daarom het bijbelse jargon te gebruiken én in de praktijk te tonen: de gemeente als geestelijk huis, heilig priesterschap, tempel van God, lichaam van Christus, licht in de wereld.

Geïnteresseerd in meer lezenswaardige artikelen? Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

P.J. Vergunst
P.J. Vergunst

is hoofdredacteur van De Waarheidsvriend.