Waar bent u naar op zoek?

blog

Gesprek rond prediking in de kerkenraad (1)

Sfeer van vertrouwen

Ds. J.C. Schuurman
Door: Ds. J.C. Schuurman
Kerkelijke gemeente
01-03-2022

Een gesprek rond de prediking kan voor een kerkenraad verbindend en verrijkend werken. Maar het blijkt nog niet zo eenvoudig om dat gesprek op een goede manier te voeren. Gebeurt het überhaupt wel?

Deze vraag kwam in het bestuur van de Gereformeerde Bond op tafel tijdens een bezinning op de verkondiging van het Evangelie. Jaarlijks is dit een vast agendapunt, mede naar aanleiding van verslagen van de preekkringen die in verschillende regio’s van het land worden gehouden. Vanuit de verslaglegging kwam naar voren dat het nog niet zo eenvoudig is om binnen kerkenraden een goed gesprek rond de prediking te voeren – áls het al gebeurt. Het leek ons goed om hier aandacht voor te vragen in De Waarheidsvriend. Deze artikelen schrijf ik met een zekere schroom, omdat ik terdege besef hoe gevoelig dit onderwerp in de praktijk kan liggen. Dat neemt niet weg dat een gesprek rond de prediking voor een kerkenraad verbindend en verrijkend kan werken. Hopelijk lukt het om iets aan te reiken waarmee zowel predikanten als kerkenraden gediend zijn.

Belang prediking

Het belang van de prediking kunnen we niet genoeg onderstrepen. Het is een van de voornaamste middelen waardoor God Zijn gemeente bouwt. Vanuit de Woordverkondiging wordt het geloofsleven gevormd. Het is een gebeuren waarin grote beslissingen vallen. Indringend spreekt Paulus over de bediening van de verzoening waarin Christus ons nota bene smeekt om ons met God te laten verzoenen (2 Kor.5:18-20). De prediking vormt een sleutel van het hemelrijk (HC, zondag 31). Deuren van de eeuwigheid gaan open, maar kunnen ook gesloten worden. Onder die hoogspanning van de laatste ernst staat de verkondiging van het Evangelie.

Voor een predikant is het de eerste roeping, die veel tijd, studie, meditatie en gebed vraagt. Kerkenraden weten en beseffen vaak niet half wat het hun dominee kost om iedere week weer een preek te maken. Alleen daarom is het al goed om het als kerkenraad van tijd tot tijd over de prediking te hebben. En ook om zicht te hebben op het wezen van de bediening van het Woord. Van de prediking wordt al gauw van alles gevonden, maar hebben kerkenraadsleden helder waar het ten diepste om gaat? Dat vraagt om bezinning. Wat er in de gemeente leeft aan wensen en verwachtingspatronen, spoort niet automatisch met wat bijbels gezien de inhoud van de prediking wil zijn. Wordt dat binnen kerkenraden onderkend?

Extra kwetsbaar

Een andere vraag is: zijn we ons bewust dat het om een gezamenlijke verantwoordelijkheid gaat? Volgens het bevestigingsformulier voor ambtsdragers is een van de taken van de ouderlingen het mede opzicht oefenen over leer (!) en levenswandel van de dienaren van het Woord. In de kerkorde van onze kerk wordt het nog directer verwoord: ‘Ambtsdragers zijn gemeenschappelijk verantwoordelijk voor (…) de dienst van Woord en sacramenten.’ (art.V.2)

Hoe hier invulling aan te geven? Het gesprek na de dienst in de consistorie is doorgaans niet het meest geschikte moment. De tijd voor een diepgaande bezinning ontbreekt. Het is ook te snel na de gehouden prediking. Als voorganger ben je vaak extra kwetsbaar als je net van de kansel komt. Goedbedoelde opmerkingen kunnen juist dan verkeerd overkomen. Als hoorder heb je nog niet voldoende kunnen nadenken om zorgvuldig op de prediking in te gaan. De boodschap moet eerst bezinken. Het is wel goed als er in de consistorie kort gereageerd wordt, en dan bij voorkeur vanuit het hart. Door iets uit de preek te benoemen dat raakte, of door een informatieve vraag te stellen. Laat er vooral richting proponenten iets worden teruggegeven van de boodschap, zodat ze niet met een onbestemd gevoel naar huis gaan, omdat het (beklemmend) stil bleef in de consistorie of omdat er wel werd gepraat maar inhoudelijk niets werd gezegd.

Veilige omgeving

Een vruchtbaar gesprek binnen de kerkenraad rond de prediking vraagt wel iets, zowel van de predikant als van het geheel van de kerkenraad. Een eerste vereiste is een sfeer van vertrouwen. Als de kerkenraad niet als een veilige omgeving wordt ervaren, zal dat een open gesprek blokkeren. Dat geldt trouwens niet alleen voor de predikant maar ook voor de andere kerkenraadsleden – jongere broeders bijvoorbeeld, die net zijn bevestigd. Hoe belangrijk is een sfeer van broederschap en onderling respect, zodat we ons durven uitspreken, ook al is het zoekend naar de juiste woorden. Zeker voor een dienaar van het Woord is het van groot belang om zich gedragen te weten door de eigen kerkenraad. Helaas spreekt dit niet vanzelf. Er kunnen om allerlei redenen spanningen zijn die het gesprek rond de prediking bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken. Wanneer dat het geval is, zal het onderwerp van deze artikelen dubbele gevoelens oproepen.

Worsteling delen

Wat de predikant betreft: het kan het gesprek ten goede komen als er iets wordt gedeeld van de preekvoorbereiding. Het is voor veel voorgangers een wekelijkse worsteling. Waarom zouden we elkaar binnen de kerkenraad geen blik in de keuken ofwel studeerkamer gunnen? De moeite als een tekst niet opengaat – je loopt er voor je eigen beleving rondjes omheen zonder de ingang te vinden. Het zoeken naar lijnen om bij het hart en het leven van de gemeente te komen. Hoe bereik ik de verschillende leeftijden? De grote diversiteit van gemeenteleden (onder andere qua geloofsbeleving, omstandigheden, leefwereld en opleidingsniveau) kan je zo’n machteloos gevoel geven. Hoe leg ik verbinding tussen de Schrift en de wereld van 2022 zodat het oude Woord een boodschap voor vandaag wordt, en dan ook nog voor alle hoorders? Vooral is de vraag van belang: doe ik recht aan het spreken van de Heere? Sta ik als dienaar wel genoeg aan Zijn kant en durf ik Zijn Woord voluit te laten klinken, ook als het confronterend is en het vanuit deze tekst geen ‘fijne preek’ zal worden? Soms ben je op je studeerkamer met een Schriftwoord aan het vechten, omdat het bij jezelf op innerlijke weerstand stuit. Daar moet je wel doorheen om erover te kunnen preken.

Verrast

Uiteraard zijn deze vragen persoonlijk gekleurd. Elke voorganger zal zijn eigen moeiten rond de prediking ervaren. En hopelijk niet alleen moeiten maar ook vreugden, bijvoorbeeld als je iets ontdekt in de Schrift wat nieuw voor je is. Preekvoorbereiding betekent gelukkig ook keer op keer verrast worden door wat er staat geschreven. Dan wordt het verlangen aangewakkerd om door te geven wat je hebt gevonden. Het getuigenis van de Bijbel is een onuitputtelijke bron. Ons leven is te kort om heel de volheid van het Woord te kunnen bevatten.

Voor het gesprek rond de prediking zal het helpend zijn als de predikant in alle openheid iets van het bovenstaande binnen de kring van de kerkenraad deelt. Het is dan voor de andere ambtsdragers in ieder geval niet (meer) vanzelfsprekend dat er op zondag weer een nieuwe preek is. Het is mij meer dan eens overkomen dat een broeder voor de dienst vroeg hoe het gegaan was met de voorbereiding. Dat deed me enorm goed, omdat ik er een hartelijk meeleven in proefde en ook besef dat de Woordverkondiging een worsteling kan zijn. Alleen al zo’n vraag maakt van de prediking een minder eenzaam gebeuren.

Blinde vlekken

Naast openheid vraagt een vruchtbaar gesprek van de predikant een kwetsbare opstelling. Is er ruimte voor vragen en opmerkingen, niet minder als ze opbouwend kritisch zijn? Als voorgangers kunnen we dit laatste als lastig ervaren (ik spreek ook voor mezelf). Al gauw hebben we de neiging om in een kritisch geluid iets van een aanval te horen, terwijl het zo totaal niet bedoeld is. Laten we als dienaren van het Woord beseffen dat we allemaal beperkt zijn. Ieder heeft eenzijdigheden, terwijl er in onze prediking blinde vlekken kunnen zijn. Bepaalde aspecten komen niet of te weinig aan de orde. Moeten we het niet als een zegen zien als we daar vanuit de kerkenraad op gewezen worden? Wie kwetsbaar durft te zijn, is eerder bereid om zich te laten opscherpen. Uiteraard speelt hierbij de al genoemde sfeer van vertrouwen een grote rol. We zijn dan gezamenlijk aan het zoeken naar Gods bedoeling met de prediking.

Geestelijke houding

Ook enkele opmerkingen richting kerkenraadsleden. Als we ons bezinnen op de prediking, dienen we het belang én het geheel van de gemeente op het oog te hebben en ons niet te laten leiden door onze eigen voorkeur. Een predikant is er niet mee geholpen als vijftien of twintig broeders hun persoonlijke verlangens ten aanzien van de verkondiging op tafel leggen. Daar kun je als voorganger nooit aan voldoen. In een tweede artikel wil ik op de inhoudelijke kant van het gesprek rond de prediking ingaan: waar moet het over gaan? Nu leg ik de vinger bij het belang van een geestelijke houding. Zoeken we samen het goede voor de gemeente?

Niet overvragen

Verder zullen we als kerkenraad rekening moeten houden met de gaven die onze dominee ontvangen heeft. We kunnen elkaar overvragen. De predikant moet wel iets kunnen met wat er in het gesprek wordt aangedragen. Ieder heeft zijn eigen gaven én beperkingen. Niet elke voorganger is een vlotte spreker. Paulus schijnt dat ook niet geweest te zijn. Tóch heeft hij veel voor het Koninkrijk van God mogen betekenen. Zou dat vandaag anders zijn? Zegen is gelukkig niet afhankelijk van begaafdheid. In onze tijd ligt het accent misschien wel te veel op sprekerstalent. Ook voorgangers die in de Woordbediening niet zo opvallen maar wel trouw zijn, worden door de Heere gebruikt – al wordt van hen net zo goed een blijvende leerhouding verwacht ten aanzien van alle aspecten van de verkondiging. Volgens Paulus is hét geheim van een levende bediening dat het Evangelie wordt gebracht ‘in het betonen van geest en kracht’ (1 Kor.2:4). Wat dat is? En ook wat het níet is? Dat zijn meteen al wezenlijke vragen om als kerkenraad te bespreken.

Neem een jaarabonnement (€ 49,95). Als welkomstgeschenk ontvangt u De Waarheidsvriend twee maanden gratis. Of maak gebruik van onze actie en lees De Waarheidsvriend vier maanden voor € 10,-!

Ds. J.C. Schuurman
Ds. J.C. Schuurman

uit Putten is emeritus predikant en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde
Bond.